Watjes
Met Pasen wordt er weer heel wat Matses bij het ontbijt gegeten. Een flinterdun, niet gerezen brood, wat er uit ziet als een erg grote cracker. Historisch gesproken eten de joden dit bij het Paasontbijt, om daarmee het beëindigen van de joodse slavernij in Egypte te herdenken.
Hoewel ik respect heb voor deze traditie, komen er onwillekeurig beelden van mijn jongensjaren naar boven. Mijn Matse was toen zeekaak, een veel dikker, knoertharde scheepsbeschuit, wat je letterlijk voor centen bij bakkerij Hus haalde.
De Febo voor de jeugd van eind jaren vijftig van de vorige eeuw. Onze snacks bestond toen uit niet meer dan zeekaak, koekkruimels en puddingstukjes. Met een Parijse bol als de Van Dobbenkroket. Hus was overigens niet bepaald een kwaliteitsbakkerij, ondanks dat zij in elke wijk van Den Haag minstens één vestiging hadden. Zij waren goedkoop, zeker als je TipTop nam. Hun gesneden, lang houdbaar verpakt witbrood. Iets wat wij thuis, waar wij dubbel hardgebakken melkplaat aten, klapkauwgom noemden.
Hun moorkoppen daarentegen waren weer om te smullen. Als je tenminste niet de pech had, dat er weinig slagroom in zat. Dat gebeurde soms, doordat eigen personeel de moorkop via de onderkant wel eens leegzoog.
Maar goed, terug naar het paasontbijt. Door mijn herinnering aan de zeekaak, waar je tanden en kiezen echt op stuk kon bijten, vind ik de Matse maar eigenlijk de zeekaak voor watjes.
0515