Haagse contrasten
Helemaal naar wat ik mij recent heb voorgenomen, was ik eraan toe om met mijn museumkaart mijn museum van de maand te bezoeken. Dit keer koos ik voor het Haags Historisch Museum, schuin tegenover het torentje van de Minister-President. De tentoonstelling Haagse Humor fungeerde als magneet. Al met al een wat povere tentoonstelling voor datgene de Haagse Humor heeft te bieden. Hoewel, de subtitel spotten met politiek was mij ontgaan.
Onder meer Wim Kan, Kees van Kooten en Wim de Bie (Frederik Jacobse en Tedje van Es van De Tegen partij), Haagse Harry en Sjaak Bral vertegenwoordigden, naast alle kopspijkers- typetjes, gezamenlijk humor om nooit te vergeten. Haagse Harry Jekkers’ woorden doolden door mijn hoofd: “k zâh met niemand wille rùile, meitein gaan hùile, as ik gèn Hagenès zâh zèn.” Ondanks dat ik maar een paar maandjes Hagenees ben geweest.
Mijn vader wilde zo snel mogelijk mijn imago oppoetsen. Ik moest worden geüpgraded naar Hagenaar, waarvoor wij van de Schilderwijk naar de betere Zuiderparkbuurt verhuisden. Want sterke contrasten zijn er in Den Haag, uhhh ’s Gravenhage, een stad (dorp is een hardnekkig misverstand) met drie talen: plat-, bekakt- en Indisch Haags.
Na m’n museumbezoek, waar ik ook nog even gauw de tong van de in 1672 vermoordde Cornelis de Witt mocht aanschouwen, ging ik natuurlijk even een harinkie happen. Recht m’n strot in laten glijden, zoals dat hoort, om vervolgens al lopend (jeugd)herinneringen op te doen. Dolend door de Haage China Town, in en rond de Wagenstraat, deed het weggegleden harinkie wat het moest doen, het uitdrogen van en rond mijn huig. Dus, hup de kroeg in.
Natuurlijk aan de bar, om het Haags in al z’n facetten te beleven. Het was een echte, ouderwetse volkskroeg waar, naast een paar even een biertje pakkers, ook aardig wat notoire zuipers zaten. Vooral herkenbaar aan de goud gelen rakker, met daarnaast het appeltje of ander soort borrel (de zogenaamde mautor met zèspan), om bij het combi-drinken zelf goeie rake klappen te incasseren. Alleen financieel gesproken al een aardige investering.
Daarover verbaasde ik mij niet te lang, doordat een gokkastklant een paar geeltjes kwam inleveren. De slokjesmevrouw incasseerde dit, waarna zij uit een stapel van wel 10 centimeter bonnen er één uitlichtte en de gokker toefluisterde dat ze die bon van zondag dan nog wel even zou laten staan. Hier werd nog behoorlijk op krediet gezopen.
Onderweg (per trein) naar huis bezocht ik nog even een heel andere kroeg, een eetcafé in Haarlem. Voor weinig geld (€ 16,25 voor een gegrilde entrecote van kalfsvlees; dus het kán wel) heerlijk gegeten. Met heel bijzonder, een lekker rood wijntje uit de tap.
Het was een dag van grote contrasten, waaraan ikzelf ook een aardige bijdrage leverde door een echte Stetson pet bij Koninklijke De Bijenkorf te kopen. Ben ik toch, weliswaar met Haagse kak, een Jan met de Pet gebleven.
0314