De knikober
Het moment dat ik in de stad aan een biertje toe was, kon je over de hoofden lopen. Werd elk tappie in dat lullige plastic bekertje verpakt. Heel begrijpelijk, voor in het risicogebied, want daar is te vaak met lege glazen gegooid. Maar daar buiten heb ik toch het idee dat de kroegbazen er misbruik van maken. Wat dat betreft zijn er nog veel te veel kleurloze kroegen, buiten het echte stapgebied die, zonder dat zij iets extra’s hebben te bieden, hun biertjes veel te duur hebben gemaakt. De horecatent die koningsdag 2014 daar een goed voorbeeld van was, bleek nu dan ook te zijn gesloten.
Voor mijn versnapering zocht ik het maar op een terras direct buiten het centrum. Ik had geluk, er was één stoel in het zonnetje over. Zo zie je maar, dat alleen zijn ook z’n voordelen kan hebben. Er kwam een meneer-de-ober op mij af, die mij meteen verbouwereerde. Werkelijk met een knik van wat môt je meende hij bij mij de bestelling op te kunnen nemen. ”Pardon?!” “Wat wilt u drinken?,” corrigeerde hij, weliswaar met een intonatie die nog steeds niet gastvrij klonk. “Heeft u Leffe Blond op de tap?” “Nee, en ook niets wat er op lijkt,” beantwoordde hij met een weinig wervende tekst. “Oké, geef dan maar een vaasje bier.” Inmiddels zag ik om mij heen ook Texelse bieren, waar ik mijn tweede biertje naar vroeg: “Heeft u Texels bier ook op de tap” “Ja. zeker, twee zelfs Springtij en Skuumkoppe.” Zonder mijn verbazing te laten blijken bestelde ik een Skuumkoppe.
Hoewel ‘bij vijven’ nog niet mijn etensklokje is, vroeg ik “of ik ook uit nieuwsgierigheid de kaart mocht inkijken” “Welke de lunch-borrel- of dinerkaart?” (Pfff, zulke ‘stille verkopers’ behoren toch áltijd binnen handbereik van de gasten te liggen.) “Kijk maar.” Ik kreeg ze allebei. Later kwam een veel vriendelijkere juffrouw vragen of ik al een keuze had kunnen maken. “Ik zie dat u asperges op de kaart heeft staan. Heeft u ze ook als ‘ouderwetse maaltijd’?” “Normaal wel, maar vandaag niet. Wij gaan vroeger dicht, dus kunt u ook niet van de dinerkaart kiezen.” “Hoe laat gaat u dicht?” “Uhh, zal ik even vragen.” “Ben ik weer, u kunt tot vijf uur bestellen.” “Maar, hoe laat gaat u dan dicht?” “Uh, o ja..” “Ach laat maar, juffrouw.” De zon was aan het verdwijnen, dus had ik toch al besloten hier niet te blijven. “Nee hoor, ogen blikje, ik ga het toch nog even aan de baas vragen.” Het bleek afhankelijk te zijn van hoeveel gasten er nog zouden komen, maar veel later dan zes uur zou het niet worden.
Er kwam nog een stel het terras op, net op het moment dat ‘de knikker’ zijn gezicht weer liet zien. Kennelijk kwamen die gasten meer, want de wat môt je-knik’ bleef uit. Hij reageerde zelfs proactief, toen de mensen omhoog kijkend de stand van de zon zochten. “Kom maar achter zitten, daar heb ik nog een zonnig terras.” Evenals de nieuwkomers verbaasde mij deze ‘achter de hand gehouden locatie.’ Zij lieten zich leiden. Eenmaal mijn biertje op, hield ik het hier voor gezien, stapte naar binnen om af te rekenen. Daar stond ‘de knik-ober’, hij bleek de baas zelf te zijn, met iemand in gesprek.
Zelfs de tien cent wisselgeld liet ik mij terugbetalen.