Wie o wie…
Ooit schreef ik onder het pseudoniem Ed de Keizer een column in een lokale krant. Omwille van belastingontduiking, maar ook om mijn (verboden) bijbaan buiten het zicht van mijn werkgever te houden. Om mijn copy in te leveren, was ik een keer per week op de betreffende redactie. Regelmatig had ik dan ook bemoeienis met een soort Lieve Mona-rubriek, waarbij dan een spitsvondig antwoord moest worden geschreven.
Doordat mijn gelegenheidscollega’s alleen mijn schuilnaam kenden, kon ik mij niet altijd even frank en vrij op de redactie bewegen. Want op “Ed, wil jij ook koffie,?” of “Ed zou jij even hiernaar willen kijken,?” reageerde ik meestal niet. Ik stond daar dan ook te boek als een arrogante kwast, die elk contact met zijn collega’s meed. Zo was er ook eens een gebeurtenis, waaruit ik kon opmaken dat iemand naar mij op zoek was.
Bij een van mijn bezoeken aan de krant, werd ik door de uitgever op zijn kantoortje geroepen, met de mededeling, dat er van de week voor mij was gebeld. Het telefoongesprek ging als volgt: “Dag, met Koos van Dam, mag ik Ed even… “ “Ed, Ed wie?” “Nou Ed de Keizer” “Oh die, nee die is buiten de deur.” “Jammer, mag ik dan z’n telefoonnummer, dan bel ik ‘m thuis wel.” “Nou nee, wij geven nooit privé-nummers van onze medewerkers.”
“Ach kom op, ik ben een oud schoolmaatje van Ed en we zijn elkaar helaas uit het oog verloren. We hebben samen wat afgelachen. Trouwens het verbaast mij niets dat Eddy voor jullie krant schrijft, want vroeger op school schreef ie ook al zulke leuke opstellen…” “Ja, maar meneer Van Dam, ik kan u echt zijn telefoonnummer niet geven en wanneer hij op de redactie is kan ik ook niet zeggen. Weet u wat, geeft u uw telefoonnummer maar, dan belt hij u terug.” “Uh…nou ja.. Da’s een beetje moeilijk…, weet u wat, ik bel zelf nog wel een keer. Goede middag.” “Dag, meneer van Dam”.
Voor een zwartwerker is het altijd tricky, als er naar je wordt geïnformeerd. Eigenlijk was het niet van belang of ik Koos van Dam mij te ja of te nee wist te herinneren. Veel belangrijker was het, wie en waarom zo in Ed de Keizer was geïnteresseerd(?) Een virtueel persoon, in wiens huid ik was gekropen, om anoniem een column te kunnen schrijven.
Het bleef mij dwars zitten, wat me aan een ingeving hielp: Onder de lieve Mona-achtige rubriek zette ik het telefoongesprek om in een (zogenaamd) ingezonden brief, waarbij ik een schoolfoto publiceerde met als onderschrift:
“Beste Koos, natuurlijk voel ik mij gevleid met jouw brief en je vond, dat ik toen al leuke opstellen schreef. Maar dat wij samen zoveel hebben gelachen, kan ik mij niets van herinneren. Ik heb alle schoolfoto’s erop nagesnuffeld. En grappig genoeg wist ik bij elk klasgenootje weer zijn of haar naam te bedenken. Op die van één ventje na.
Maar ja, die heb ik nooit gemogen.”
Ed de Keizer.
0402