Kunstbarbaren
Geen idee of het rancune is, of dat ik mijn gram wil halen, maar ik móet het digitaliseren. Van mij afschrijven, als het ware. Het heeft mij té hard geraakt. Alles speelde zich afgelopen zondag in De Rijp af, dat pracht vissersplaatsje uit de 17e eeuw, waar de Koninklijke familie vorig jaar nog zo enthousiast werd onthaald.
Nu was ik er, bij een veel kleinschaliger evenement, maar wel binnen datzelfde historische decor. Het was de aangeprezen jaarlijkse kunstmarkt. Een prima locatie waar ik hoopte iets moois te vinden, waar ik al een tijdje naar uitkijk. Het was zwaar bewolkt weer met grote kans op regen, waardoor de drukte tegenviel.
Met het paraderen langs de uitstallingen passeerde ik een kraam waar twee erg vrolijke vrouwen, zeker midden vijftigers, in leuke pose een foto wilden maken. Het model wees naar een klein schilderijtje van een kip, niet groter dan 10×10 centimeter. “Die vind ik zo prachtig”, keek zij lachend de camera in. Voor dat de click viel, stormde de kunstenaar terug naar zijn honk.
“Dat gebeurt niet!” Geschrokken en verbaasd keken de dames op. “U mag hier geen foto’s van mijn werk maken.” “Nou ja, we wilden alleen maar…” “Niks mee te maken. Er rust copyright op mijn werk. Ik sta hier om mijn brood te verdienen, dan laat ik toch niet toe dat u zomaar gratis mijn werk pikt.” Verbouwereerd door de gebeurtenis stonden de vriendinnen alleen nog maar wat te giechelen, wat ik niet eens zo’n vreemde reactie vond. “En loop nou maar lekker door…,” rondde het chagrijn zijn ongenoegen af. De door mij opgevangen “wat een lul,” vond ik heel terecht.
De arrogante kwast had ongelijk. De vrouwen maakten geen foto’s van zijn werk, maar poseerden vóór een van de aangewezen schilderijtjes. Het kunstwerkje was dus een onderdeel van een foto en daardoor niet met copyright beschermd. Maar wist die lul (citaat) veel.
Kort daarna was ik aan de beurt. Bij de tweede kraam rechts, ingang Rechtestraat, zag ik mooie vogeltjes op een ijzeren spriet staan. En dat was nou precies, nou ja dán met een vlinder, waarnaar ik op zoek ben. Nee, met vlinders heeft de kunstenaar niet, maar dat is natuurlijk in opdracht wel te maken. “Helemaal zoals u dat zou willen,” prees de artiest zijn diensten aan. Gezien het werk wat ik zag staan, kreeg het wel mijn interesse. “Kan het ook in de tuin staan?” Daarover kwam met betrekking tot het fabricageproces een hele verhandeling, met als conclusie dat bij vier graden vorst je het wel binnen moet zetten.
Kennelijk was het doordat de man zo in details trad, dat ik hem precies vertelde waarvoor ik het wilde hebben. “Mijn overleden vrouw haar as staat in een pracht Buddha, nou ja die lachende monnik, in onze tuin. Zij was dol op vlinders. Nou wil ik graag een mooie vlinder op zo’n stalen pin naast haar hebben staan.” “Prachtig!,” reageerde een jong vrouwtje, kennelijk zijn dochter. “Ja mooi, dat kan natuurlijk.” “Geef uw kaartje maar even, ik moet er even over nadenken hoe ik dat verder uitgevoerd wil hebben.”
Met het visitekaartje nog in mijn hand had ik mij omgedraaid, hoorde een ingehouden gegrinnik waarop ik naar de kunstkraam omkeek. Daar zag ik die kunstkop bijna gillend van de pret zitten. Geen split second is er geweest om iets anders leuk te hebben gevonden. Ik werd hier dus onbeschoft uitgelachen. Woedend gooide ik zijn kaartje verfomfaaid weg.
Dat zijn zo van die gemene dolksteken die je niet meer loslaten. Ik was te verbouwereerd en geshockeerd om op de lafbek af te stappen. Achteraf zat het mij nog steeds dwars. “Waarom deelde ik met die hufter mijn plan van een vlinder op het mooiste plekje in mijn tuin?” Ik schreef die nare gebeurtenis niet alleen van mij af, maar publiceerde het ook op mijn kroondomein. Rancuneus stuurde ik hiervan een link naar de organisatie van die kunstmarkt, met de wens dat zij hun kunstenaars nodig wat fatsoensnormen bijbrengen.
Naar ik hoop heeft mijn bericht nu hun geraakt.
0715