Haagse kak
In onze Haagse ambtenarenbuurt heerste er onder de jeugd een bijzondere vuurwerkcultuur. De geldverslindende tv-campagne “Je bent een rund als je met vuurwerk stunt” was aan ons niet besteed. Tuurlijk wij hadden er best de poen voor. Gewapend met ons kerstrapport hielden wij namelijk onder ooms, tantes, opa’s en oma’s een bedelronde, wat een leuk nieuwjaarspiekie opleverde. Met een slimmigheidje maximaliseerde ik de opbrengst. Door namelijk mijn oma buiten het zicht van mijn opa fijne kerstdagen te wensen, kreeg ik van haar het te verwachte piekie. Daarna zocht ik opa op die, “niets tegen oma zeggen hoor”, er een knaak (€ 1,28) bovenop gaf. Nee, aan het geld lag het niet.
Wij Zuiderpark-kinderen waren zo wijs, om te genieten van het geknal en gespetter van buurman ’s vuurwerk, zonder dat we daar een gulden minder van werden. Naast datgene wij als modelkinderen van ons kerstrapport-geld in onze spaarpot stopten, hadden we altijd nog geld voor een patatje mét en een Colaatje. Nog ietsje meer trouwens en dat besteedden wij wél aan vuurwerk, aan rotje-2 wel te verstaan.
Ook dat kwam weer voort uit onze geciviliseerde opvoeding. Wij, bij lange na nog niet volgroeide burgers van ongeveer 12 jaar oud, vonden namelijk dat in de eerste week van januari er op straat een grote schoonmaak moest worden gehouden. Niet om de verknalde vuurwerktroep en vreugdevuurresten op te ruimen, want daar hadden we de Gemeentereinigingsdienst voor.
Het ging ons om hondenstront, wat nooit anders dan onder voetzolen werd opgeruimd. Wij ruimden dat eens per jaar op. Hiervoor kochten we direct in het nieuwe jaar bij de Toko van vliegers en centendrop, op de hoek van de Weesperstraat, ons vuurwerk. Omdat de knal van rotje-2 niet meer was dan een vochtige paardenwind, was er van deze minder populaire knaller nog voldoende voorraad.
Met dit kinderdynamiet, een paar stokjes van weggezogen waterijsjes en een doosje lucifers nam onze Hell of a Job een serieuze aanvang. De eerste fikse hondendrol was al gesignaleerd. Heel behoedzaam maakten we met de ijsstokjes in de drol als het ware een juskuiltje, waarin rotje-2 werd geplaatst en tot aan het lontje werd ingegraven.
Aan de hand van de drollenstructuur, het te verwachte uitéénspattingsvermogen en de windrichting, want ja wij waren professionals, bepaalden wij onze vluchtroute, alvorens het lontje aan te steken. Na een lichte plof constateerden wij tot onze tevredenheid, dat de hondendrol volledig was verdwenen. De Hondendrollenopruimingsdienst kon zich op de volgende knijter storten. En zo ploften we door de straten van onze wijk, die na elke paardenwind er weer schoner uitzag.
De meest arbeidsintensieve stront kwam van de warme-hap-mee-etende honden. Geheid dat zij, door het verkeerde voedingspatroon, de diarree hadden. Deze grote, onverharde plakkaten zouden normaal wel door een twintigtal voetzolen moeten worden belopen, alvorens het plaveisel zou zijn gereinigd. Juist deze stroopstront, zoals wij dit kinderlijk noemden, vroeg om poep goede vaardigheden.
Proefondervindelijk hadden wij al vastgesteld dat deze hondenbuikloop met aarde moest worden vermengd, alvorens tot ontploffing te brengen. Rooie Hans, onze Benjamin met nog de jongste herinnering aan de zandbak, had zich in het verkneden van deze soort stront gespecialiseerd, waarvoor hij van thuis al een eetlepel had meegenomen. Met de juiste receptuur toverde hij de drab om tot een substantie met spettervrije plofgarantie. Zo kwamen wij door geen enkele hondenkeutel, drol of dunne schijt er bescheten van af. Ja zeker, wij waren dé succesvolle drollenvangers van de vroege jaren zestig.
Hoewel de bewijzen niet zijn terug te vinden, zou het oud Haagse spreekwoord: “Stront wie heb je gescheten, drol wie heb je neergelegd?,” wel eens onder ons soort kakkieneuzen zijn ontstaan. De Haagse kouwe kak hadden hierbij het nakijken, maar dit ter zijde.
Omdat het met onze hondendrollencentrale erg voor de wind ging, wilden wij ook andere uitwerpselen verknallen. Maar dat bleek met de drollen van het paard van de schillenboer helemaal fout te gaan. Het leek allemaal zo simpel, want met de ijsstokjes waren drie rotjes-2 zo ingegraven. De windrichting bepaald om te kunnen ontsteken. ……nou ja…nee..,.. wacht even….ho…te laat.
We hadden ons volkomen verkeken in de vezelstructuur van paardendrollen. Iets wat wij ons bij het sissende lont realiseerden, waardoor we volkomen in paniek alle kanten op vlogen. Direct na de hardere knal van drie keer rotje-2, vlogen de keutels ons om de oren.
Gelukkig bleven de meeste van ons onbevlekt. Chris daarentegen, die te veel wind mee was weggelopen, werd met drek besproeit. Wat rooie Hans toevallig heel goed uitkwam. Want na die tijd heeft Chris, uit angst er zelf bekakt van af te komen, Hans nooit meer voor sproetenkoning uitgescholden.
1201