Dierenvooroordeel
Helaas is er maar weinig voor nodig om bij ons mensen een vooroordeel op te roepen. Ik moest bij mijzelf zelfs constateren dat een vooroordeel richting dieren evenzogoed bestaat. Het overkwam mij, met nota bene mijn eigen dieren.
De eerste aanleiding hiertoe was, nadat ik m’n katerkameraadje Morro, in het kwartaalblad Zwerver de hemel had in geprezen. Een goeie pers, die ook nog eens vergezeld ging van een uiterst flatterende foto van de kater, die wij via Stichting Zwerfdier leasen. Binnen drie dagen nadat het blad op de deurmat lag, was onze leasekater ‘s-avonds in geen velden of wegen meer te zien. Op het etensbordje tikken, met het brokjespak rammelen, “Oeh! dat smaakt,“ niets hielp. Meneer de kater vertikte het, na vijf maanden zich netjes aan de huisregels te hebben gehouden, om voor donker op het honk terug te keren. Was die goeie recensie dan in z’n bolletje geslagen? Werd het nu tijd om de populariteit in directe omgeving, waar een aantal héél leuke poesenmeiden wonen, verder uit te bouwen? Hoe dan ook, de kater leek op stap. Zonder zich maar een moment te realiseren, dat hij ons vol zorgen achterliet.
Omdat Morro’s ingebouwde chip, die na scannen bij de eerste de beste supermarkt, Stichting Zwerfdier als huisadres opgeeft, hebben wij de Stichting direct van zijn verdwijning op de hoogte gesteld. Wat wij op advies ook deden bij het dierenasiel en de dierenambulance. Morro stond als het ware op de telex. Drie dagen later, nadat wij van ons werk waren thuisgekomen, stond onze katervriend doodgemoedereerd in de tuin te wachten, totdat hij werd binnengelaten.
Alsof hij even een ommetje had gemaakt, werden wij met een routineus kopje begroet. Hij nam wat van z’n brokken en trok zich in de logeerkamer terug, om zijn amoureuze roes uit te slapen. Onze kater-donjuan had het er kennelijk behoorlijk van genomen. Natuurlijk waren wij al lang blij hem terug te hebben en toonden er begrip voor, dat hij wilde testen of de lentekriebels na castratie, toch fysiek nog viel uit te buiten. Over dit succes bij de poezenmeiden zijn we verder niets te weten gekomen.
Nu, drie maanden nadien, was het ons leasepoesje Lotta, die redactioneel compleet met een heuse fotoreportage, alle aandacht in het blad Zwerver voor zich opeiste. Dan blijkt ook in poezenland, dat het sterke pootjes moeten zijn, die de weelde kunnen dragen. Zo sterk leken Lotta’s pootjes niet te zijn, want amper een week na haar verschijning in Poezenprivé, werd ook voor haar s’-avonds met brokjes gerammeld en op het etensbordje getikt. Zonder succes. Jemig, wat een slettenbak. In huis liep ze bij het aanhalen, al met haar kont omhoog. Evenals Morro zal zij kennelijk ook de Lentekriebels met geslachtsdrift willen honoreren. Eigenlijk had ik daar goed de pé over in. Dan komt toch weer m’n oude Archie Bunker-mentaliteit naar boven, dat het wel te begrijpen valt dat een jonge kater eens lekker aan de zwier wil gaan. Maar dat een poezendame zich zo niet dient te gedragen. Dat snollengedrag past toch niet binnen ons milieu (?!) “Tja, dan zijn het toch Stichtingpoezen,” bedacht ik vals. “Moeilijk opvoedbare poezen, die ….”, denderden mijn gedachten daarover voort.
Mijn vrouw had inmiddels een buurtrondje gemaakt, met het steeds scanderen van de naam Lotta. En ja hoor, in de Gemeentebosjes, volledig onbereikbaar zat kakmadam op afstand mooi te wezen. Kennelijk in afwachting van een leuke kater. In het vertrouwen dat Lotta die avond weer terug naar huis zou komen, werd de tuindeur de gehele avond opengehouden.
Nog één keer brokjes rammelen en bordje tikken, alvorens wij met een nieuwe zorg behept, ons mandje opzochten. De volgende ochtend werd, tot grote vreugde van onze kater, direct de tuindeur opengezet. Maar nee, geen Lotta. Dus opnieuw het telefoonscript doorgenomen, zodat Stichting Zwerfdier en de dierenambulance (het asiel was pas
‘s-middags te bereiken) ook van Lotta’s escapades op de hoogte waren gebracht. Als door een poezenmoeder-instinct gedreven, maakte mijn vrouw opnieuw hetzelfde buurtrondje van de vorige avond: “Lotta…Lotta…Lotta”. Toen driekwart van dit parcours was afgelegd, waardoor zij aan de overkant van het water stond, hoorde zij aan onze kant, vier tuinen verder, plotseling een zacht doordringend gejank van een kat.
Dat moet Lotta zijn en het voorspelde weinig goeds. Eenmaal bij de buren in de tuin, trof mijn vrouw Lotta aan. Jankend, onder een vlonder, waarbij uitsluitend wat vachthaartjes van haar zichtbaar waren. Loerend door de plankspleten was te zien in welk afgrijselijke houding Lotta lag bekneld, in een ruimte die nog geen 10 centimeter hoog was. Haar angstig miauwen werd steeds doordringender, wat ons door de ziel sneed. De dierenambulance werd opnieuw gebeld, nu om direct in actie te komen, terwijl onze overbuurjongen inmiddels met z’n bootje bij de tuin had aangemeerd, om de eerste schroeven van het terrashout los te schroeven. Het was ongelooflijk hoe klemvast Lotta daar volledig lag uitgeteld.
Op het moment dat, met de arm maximaal strekken er net bij Lotta kon worden gekomen, wist ons schuwe poesje met een laatste krachtinspanning net buiten handbereik te blijven. De spreekwoordelijke handschoenen moesten worden aangetrokken en vanuit de ambulance werd er nu een speciale tang gehaald, om haar uit de benarde positie weg te trekken. Als een tweede geboorte werd Lotta succesvol met de tang gehaald. Eenmaal weer in vrijheid vloog zij samen met Morro, die niet van de plek des onheils was weggeweest, door de tuinen naar huis. Volledig verfomfaaid, vies en vuil troffen we haar met grote ogen op het logeerbed aan. Zo op het oog leek ze geen verwondingen te hebben, wat nog even door de mannen van de ambulance werd gecontroleerd.
Inmiddels zijn we een etmaal verder en Lotta is alweer aardig bijgetrokken. Ze loopt nog erg stram, is bij lange na nog niet schoon en heeft nog regelmatig staar-momenten. Het moet dan ook een erg traumatische ervaring zijn geweest. Temeer daar m’n vrouw, achteraf gesproken, zich verbeelde haar de vorige avond bij het etensbordje tikken, ergens in de nacht al te hebben gehoord. Nooit kunnen weten, of Lotta toen al in nood verkeerde, terwijl ik haar al als slettenbak had uitgescholden en kwade gedachten over Stichtingspoesjes had.
Sorry Lotta; Sorry Stichting Zwerfdier, een vooroordeel hebben blijft ongepast.
0405