Kroondomein.com

Claxonneren

Den HaagMet clicken op de foto maak je kennis met de jonge heer De Graaff

Het werd tijd om eens onze intiemste vrienden heel lollig kennis te laten maken met onze Haagse Roots. Dus, met de trein naar Den Haag Centraal, om vervolgens de favoriete lijn 6 naar de Haagse Mart te nemen. Omdat ik uit overlevering weet dat ik in de Hobbemastraat, hoek Van der Neerstraat ben geboren, groeide mijn verbazing over m’n geboorte-locatie, Schilderswijk anno 2001.

Tram deinend bereikten we het Hobbemaplein, onze eerste uitstapplaats. Daar vandaan wees ik m’n vrienden nog even richting Vliegerstraat, waar ik hoek Delftselaan (96-98) boven de motorenzaak van mijn vader heb gewoond. In een prachthuis kwam aan het woongenot snel een einde toen mijn vader binnen het jaar, het hoogfrequente straat geschal van o.a. vùile kankeglèjâh, meer dan spuug zat was. Wij verhuisden naar de Voorthuizenstraat (81) een degelijke straat vol hoge ambtenaren.

Maar goed, terug naar de halte Hobbemaplein. Vanzelfsprekend was onze eerste gang naar de nationaal gelauwerde viskraam, waar een heerlijk harinkie werd gehapt. Onze Marianne, niet geheel en al vrij van het Amsterdamse chauvinisme, kon niet anders dan toegeven dat dit het lekkerste harinkie aller tijden voor haar was. En dat, ondanks dat ze volgens Haagse normen gehandicapt was, door het in stukjes gesneden lekkernij van een prikkertje af te happen.

Wim had, ondanks zijn Alkmaarse achterstand in handelen, meer geluk met zijn motoriek. Hij liet ze lekker rechtstreeks z’n strot inglijden. Na fris de handen in een emmer water met citroen te hebben geschoond, kon het mart slenteren een aanvang nemen. Het was niet alleen de omvang van deze grootste markt van Europa, maar vooral ook de uitstalling van groenten, fruit en verse vis die veel indruk op de niet-Hagenezen maakten. Ondanks dat zij wereldwijd zich op vele markten hebben georiënteerd, was de Haagse er een om nooit te vergeten.

Lijn zes werd weer voor een volgende stop opgezocht. De passage door de Paul Krugerstraat deed vermoeden dat we Azië nog verder binnen waren gereden. Op de Apeldoornselaan hoek Zuiderparklaan verlieten we opnieuw lijn zes. Voor ons Hagenaren was de Dierenselaan weer een feest van herkenning. Bij de beroemde Man Kok, ooit dé Haagse Chinees uit de Molenstraat, sloegen wij links af de Voorthuizenstraat in.

Direct kwam bij mij het verhaal los over de twee slagers die, huizend naast elkaar, een arbeidsleven lang elkaar het leven zuur hebben gemaakt. Wij thuis kenden alleen de kwaliteit van Slager Broekhuizen, waarvan mijn vader vond dat hij nog nooit van z’n langzalzeleven één goed biefstukkie had geleverd. Ondanks dat hij ons altijd op het hart drukte een biefstuk van een pond te vragen met de medelijden opwekkende tekst “dat het voor een zieke is”. Pa vond het ook erg irritant dat Broekhuizen een Mercedes voor de deur had staan.

Naast de slagers-battle moest ik natuurlijk ook verhalen over onze kruidenier Van Nimwegen. Deze klein grutter nam zijn wedloop met de curator wel heel letterlijk. Want, als mijn moeder een bus Vim kwam halen, moest dit uit het magazijn komen. Eenmaal achter de toonbank verdwenen, holde de beste man zich dan de pleuris naar de andere hoek van de lange straat, om daar bij zijn concurrent à contant een bus Vim te kopen, om na 10 minuten zwaar hijgend mijn moeder dit schuurmiddel te overhandigen. Zij had geen weet van zijn benarde, financiële positie en liet met een gerust hart haar boodschap in d’r pofboekje bijschrijven.  Dramatisch was het, toen Nimwegen na een spurt voor Douwe Egberts Rood, om de bijna vergeten pot Calvé pindakaas werd gevraagd.

Toen wij éénmaal bij nummer 81 waren aangekomen, kon ik bijna niet geloven dat de portieken zo smal waren. Even stond ik mijzelf toe een moment van bezinning in acht te nemen, voor het huis waar in mijn tienerjaren er zich zoveel had afgespeeld. Natuurlijk moest ook even het groetenhalletje van Charité ter sprake komen, omdat deze mankende man (kinderpolio) het niet kon nalaten achter zijn klanten het obscene gebaar van “handpalm boven z’n gulp” te maken, met de begeleidende tekst “hùitemeitùit”.

Het appeltje voor de dorst heeft hij echter nooit in zijn halletje weten op te bouwen. Of hij zijn laatste etappe voor z’n pensioen, bij de PTT nog ooit kon huitemetuiten, heeft de historie nimmer prijsgegeven. Met het aanblik dat het halletje als showroom diende voor een tweedehands autohandelaar, werd het duidelijk dat ook de Snackbar Het Ottertje niet een Zwiterleven Gevoel heeft opgebracht.

Overigens heel voorspelbaar, als je de bedrijfsanalyse van mijn vader mocht geloven. Toen mijn ouwe heer daar op een avond 2 kroketjes ging halen, zag hij dat er één gekookt ei in een kommetje water lag te dobberen, ongetwijfeld bedoeld voor het aanprijzen van een broodje ei voor slechts f. 1,75. Twee dagen nadien, nu trek in een milkshake, zag mijn vader nog steeds dat ene eitje dobberen, hetgeen daardoor thuis dagen onderwerp van gesprek was geworden. En eindelijk, zes dagen na eerste constatering, riep mijn vader verheugd, alsof het een eerste Kievitsei-melding was, vanonder aan de trap: “Vrouw, Ottertje heeft een baas voor ’t ei’tje gevonden.”

Na de locatie van onze tienerjaren te hebben geshowd, gingen we in een omtrekkende beweging via de Zuiderparklaan, richting Wapenveldestraat 50. Onderweg, de Hilversumsestraat passerend, verhaalden we over de perikelen die zich afspeelden op nummer 2, waar toen mijn vaders motorenzaak en later de wassalon was gevestigd. Met: “Ik smeer altijd even de kruisjes aan, mijnheer Kroon”, kon ik illustreren welke cultuurschok mijn vader heeft meegemaakt, toen hij om den brode niet alleen van branche, maar ook van doelgroep wisselde.

Ongeveer half cours gingen wij ons laven in een sober ogend etablissement. Wat ooit een nette buurtkroeg was, waar mijn schoonmoeder met klaverjassen veel prijzen heeft weggesleept, is nu niets meer over dan een verlopen kroeg waar, zo het leek, alleen de notoire zuipers en tweederangs biljarters nog welkom waren. Desalniettemin nestelden wij ons ongedwongen aan de bar.

Dit moment van drankje drinken benutten wij, door ook wat algemeenheden over onze Haagse achtergrond te vertellen. Iets wat de barkeeper met stijgende interesse volgde. En maar al te graag liet hij zich door mij in het gesprek betrekken. Omdat hij een Haagse generatiegenoot is, zocht ik bij hem bevestiging over het begrip Fredikeetje. “‘Tuurlijk, dat was een lekker partijtje voetballen op de speelweiden van het Zuiderpark, met de jassen als doelpaal en drie corners één penalty”. Zijn kennis over Fredikeetje vond ik extra grappig, toen ik hoorde dat hij ver uit mijn buurt, in het centrum van Den Haag was opgegroeid.

Ik moest hem dan ook maar die ene brandende vraag stellen. “Zallik jâh effe met klaks inspùite”, bevestigde hij pathetisch ook zijn woordkennis van klaks, een synoniem voor ons jonge jongens voor het woord sperma. Voor ons Hagenaars en Hagenezen was claxonneren dan ook een heel erotisch getoeter.

Alsof wij hem voor een arrangement hadden ingehuurd, ging de losgekomen kastelein ook nog eens uitvoerig in op allerlei historische feiten, die hem bekend waren over oud Heemskerk. Nu was het Wim die, op z’n barkruk schuifelend van plezier, de ene bevestiging na de andere kreeg, over datgene hem van zijn kinderjaren in het geheugen staat gegrift. Jammer, maar het werd tijd de kroeg te verlaten.

Door Truus werd nadien voor haar geboortehuis jeugddetails verteld, waarbij zij het hoerige leven van Yvonne, haar vriendinnetje begane gronds, niet onvermeld liet. Bij de bushalte, richting stad, memoreerde zij ook nog eens de concurrentiestrijd die ze met aardappels- schillen en stansen mij aandeed, toen we 500 meter uit elkaar beiden bij een cafetaria werkten. Die felle concurrentiestrijd, waarbij wij elkaar toen niet persoonlijk kenden, heeft ons huwelijksleven nadien nooit beïnvloed. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat, wat later bleek, zij in het sterkste kamp verkeerde. Talamini is er nog steeds, bij de brug van de Soestdijksekade.

Marjan wisten wij, bij het Haags beroemde Florencia in de Torenstraat, nog te verblijden met het betere ijsje van Nederland. Al likkend ging ik nog even terug in de tijd, naar het nachtje doorzakken in Den Haag (zie Harinkie happen) en de dolste dingen die we in een kroeg in de Oude Molstraat met een topambtenaar van een of ander departement, hebben meegemaakt. Los van deze verhalen imponeerde dit buurtje, aan de minder bekende kant van het Noordeinde.

Na nog even de beste groten vlies op het martje van het centrum te hebben gehaald, waren wij toe aan een volgend laven. Kak-Den Haag-Technisch moest dit natuurlijk plaatsvinden op een terrasje op de Plaats, omgeven door beroemd Den Haag. Alleen een verscholen hofje in de Parkstraat, ooit de krantenstraat van Den Haag en een bezoekje aan de wereldberoemde sigarenhandel De Graaff & Zn in de Heulstraat schuin tegenover het paleis van Koningin Wilhelmina, stond nog op ons programma van een dagje Haagse Roots.

Door de statige heer de Graaff hoogstpersoonlijk werden wij ontvangen en met graagte vertelde hij over zijn hand-made sigaren. Toen wij meldden dat ons bezoekje, door Marjan’s achtergrond als kleinkind van een sigarenfabrikant (Nes Amsterdam), een educatief karakter had, kwamen de verhalen van de oude junior pas echt los. Prins Bernhard, Prins Claus, Luns, Soekarno en Tito passeerden allemaal de revue. Met de beroemde De Graaff chocolade en 5 beroemde De Graaff sigaren verlieten wij geestelijk voldaan dit beroemde winkeltje.

Geheel in Haagse stijl genoten wij bij Garoeda van hun beroemde rijsttafel, wat een dagje Den Haag papiltechnisch gezien vervolmaakte.

0701

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Loading Facebook Comments ...
|
dis©laimer - Site by - Dutch Design Office