Bomen over de natuur
Als stadse jongen had ik in mijn jeugd niet zoveel met de natuur. Naar het Zuiderpark gingen we alleen, om op de speelweide tegen een ander buurtelftal een fredikeetje te spelen. In de grote verscheidenheid aan fraaie struiken en heesters herkenden wij niets meer, dan de bosjes waarin je zo leuk vadertje en moedertje kon spelen. Waaruit overigens bij mij wel een eenzijdige interesse voor natuurschoon werd ontwikkeld.
Later ontpopte zich bij mij een veel bredere interesse voor de natuur, dan alleen maar die wetenswaardigheden rond de bloemetjes en de bijtjes. Tijdens vakanties investeerde ik menig keer enkele muntstukken van lokale waarde, om een standaard verrekijker op een Point of View te activeren, waarna ik me met veel ooohhh’s en aaahhh’s mij aan de omgeving stond te vergapen. Trouwens, de schoenendoos onder in mijn werkkast vol ongesorteerde dia’s, spreken hierover ook boekdelen. In die zin is het toch nog enigszins goed met mij gekomen.
Mijn natuurevolutie zou geen enkele reden geven tot het neerschrijven van bijzonderheden, ware het niet dat m’n oprechte hang naar het ultieme schone van de natuur, recentelijk danig uit z’n evenwicht werd gebracht. Uiteindelijk bracht een meditatief moment mij gelukkig weer volledig terug in balans. Hetgeen zich heeft afgespeeld, wil ik mijn Kroongetuigen niet onthouden. Toen ik in alle rust thuis mijn vaktijdschriften zat door te nemen, trok een van mijn katten m’n aandacht, door haar uitzonderlijke pose. Geraakt door dit natuurlijke stilleven, tekende ik als vanzelf het volgende op:
Enkele dagen nadien, werd ik opnieuw verrast door ongekende schoonheid. Nu aan het Scheveningse strand en ook hiervan kwam mijn pen, bijna poëtisch, in beweging:
Natuurschoon
Met haar ene been half opgetrokken, leunend op haar knie, zittend in een halve spreidstand, luistert zij aandachtig naar haar vriend. Wat een beauty. Haar mooi gebruinde, licht bezwete lichaam vormt een fantastische rekwisiet op het zomerstrand vol zonaanbidders. Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Haar sprekende, diep bruine ogen, haar veelzeggende mond, omgeven door half lang krullend haar, gillen om aandacht. Het lukt mij niet haar mooie volle borsten, afgezet met lieve kleine tepeltjes, buiten mijn gezichtsveld te houden. Tijdens haar verzitten eisen haar welgevormde benen alle aandacht op. Mijn bewonderend gadeslaan stopt waar haar dijen in het broekje verdwijnen. Van net boven haar knie richting kuit ontwaar ik een hemelse lijn, waarmee Mondriaan zijn beroemdste schilderij kan overtreffen. Wat een schitterende vrouw, een fantastisch stukje natuur.
Lang kan ik van dit natuurschoon niet genieten.
Met een vuile blik van “wat mot je viezerik” doet ze mij de zee in turen.
Een schuimende schoonheid rolt mij keer op keer onbevangen tegemoet.
0799
De verjaardags-overdenking | Het was kikken
Arnold, je bent een schrijver pur sang! Wat een observatie talent en wat een ‘kunst’ om die observaties ook nog eens in poëtische bewoordingen vast te kunnen leggen! Petje af!